top of page

valerie_troost gallery Oostende O.04. | Frederik Lizen

O SOLE MIO
a solo show by Frederik Lizen
02.06.24 - 21.07.24

Sunday 02.06.24 | 2 - 7 pm in Oostende
opening drinks in the presence of the artist

exhibition pictures by Davide Pastore

Lees meer | Read more

FREDERIK LIZEN / EN PLEIN PUBLIC
O SOLE MIO

Frederik Lizen paints ‘en plein public’ wooden fences used to shield yards here and there in the city. For The Crystal Ship, the city festival that adds several murals to the Ostend cityscape every year, he has stayed true to his working method. He did not realize a mural, but painted on fences at about eight locations around the city, on building sites or in boarded-up openings of empty houses (see the city map herewith). Besides images of animals, language (puns, typographic experiments, slang) also plays a vital role. Both often generate reflections on the ‘condtion humaine’, larded with humour. Here in Ostend, Ensor is never far away.

Besides his urban interventions, Frederik Lizen also seeks out green environments to create landscapes there, ‘en plein air’, with gouache and pastel chalk, often on pieces of wallpaper. The speed at which he has to work on fences has instilled in him an ability to ‘scan’ the environment and to very directly, spontaneously precipitate those impressions into complex yet very synthetic landscape images. Landscape art, from its origins in the 14th and 15th centuries (at least within a European context), has always been a mirror of the relationship between ‘I’ and ‘not-I’, between my mental inner world and the outer world. Thanks to their direct, spontaneous yet synthetic nature, Lizen's drawings raise questions about how our perception functions, how impressions are processed by our brain, how an artist then ‘translates’ this into actions that leave traces of colour on a support, and how viewers in turn ‘decipher’ these traces of actions and may or may not arrive at a ‘landscape experience’.

When Lizen is not (entirely) satisfied with an image, he partially repaints it with black, creating - somewhat similar to the uncontrollable processes that painted fences undergo over time - something new that the artist could not possibly have foreseen at the start of the creation process.

This creates a fascinating interaction between the ‘fence paintings’ in Ostend city centre (some parts of fences have been taken out of the streetscape and placed in the gallery's ‘white cube’) and the landscapes on display in the gallery. This triggers a dynamic between outside and inside, between spontaneous, large-scale, public works and intimate, ephemeral creations. American Land Art artist Robert Smithson spoke of the relationship between the ‘site’ (exterior) and the ‘non-site’ (interior) in this context.

In both art forms, Frederik Lizen tries to integrate the transience of a moment and the essence of an experience into his work, but their respective contexts of origin and impact are quite different. Street paintings have a strong public, social dimension, actively interacting with a city's residents and visitors. They can provide social commentary, reflect local history or (even during the creation process) reinforce a sense of community. A crucial aspect is that they are subject to, or make use of, impermanence and change. The drawings attempt to depict this ephemerality and changeability. The focus here is on the atmosphere in green surroundings. They offer a more intimate experience, both for the artist during the creation process and for the viewer.

This particular focus on the ephemeral and the intensity of a moment can be reminiscent of Far Eastern landscape art or calligraphy. Within European art history, it is in landscapes or genre scenes from the Low Countries that the instantaneous is first so significant that it becomes visible in paintings: from Bruegel the Elder and Brouwer to Van Goyen, Vermeer or Hals. Later this is picked up by Chardin, by English landscape painters - Gainsborough, Constable, Turner - to finally culminate in the analyses of impressionism and the syntheses of post-impressionism. It is remarkable to witness how an artist like Frederik Lizen, starting from a very specific, contemporary artistic praxis and dynamic, connects to that painterly tradition.

Frank Maes

FREDERIK LIZEN / EN PLEIN PUBLIC
O SOLE MIO

Frederik Lizen beschildert ‘en plein public’ houten schuttingen waarmee her en der in de stad werven afgeschermd zijn. Voor The Crystal Ship, het stadsfestival dat elk jaar diverse muurschilderingen aan het Oostendse stadsbeeld toevoegt, is hij trouw gebleven aan zijn werkwijze. Hij heeft geen muurschildering gerealiseerd, maar heeft op een achttal plekken in de stad, op bouwsites of in dichtgetimmerde openingen van leegstaande woningen, op schuttingen geschilderd (zie het stadsplan hierbij). Naast afbeeldingen van dieren speelt ook taal (woordspelingen, typografische experimenten, slang, ‘schuttingtaal’) een vitale rol. Beide genereren vaak reflecties over de ‘condtion humaine’, gelardeerd met humor. Hier in Oostende is Ensor nooit veraf.

Naast zijn stedelijke interventies zoekt Frederik Lizen ook groene omgevingen op om daar, ‘en plein air’, landschappen te maken met gouache en pastelkrijt, dikwijls op stukken behangpapier. De snelheid waarmee hij op schuttingen moet werken, hebben hem een vermogen bijgebracht tot het ‘scannen’ van de omgeving en tot een heel directe, spontane neerslag van die indrukken in complexe en toch heel synthetische landschapsbeelden. Landschapskunst is, vanaf haar ontstaan in de 14de en 15de eeuw (althans binnen een Europese context), altijd een spiegel geweest van de relatie tussen ‘ik’ en ‘niet-ik’, tussen mijn mentale binnenwereld en de buitenwereld. Dankzij hun directe, spontane en toch synthetische karakter roepen Lizens tekeningen vragen op over hoe onze waarneming functioneert, hoe indrukken verwerkt worden door ons brein, hoe een kunstenaar dit vervolgens ‘vertaalt’ in handelingen die kleursporen achterlaten op een drager, en hoe toeschouwers op hun beurt deze sporen van handelingen ‘ontcijferen’ en al dan niet tot een ‘landschappelijke ervaring’ komen.

Wanneer Lizen niet (helemaal) tevreden is over een beeld, dan overschildert hij het gedeeltelijk met zwart, waardoor – enigszins gelijkaardig aan de oncontroleerbare processen die de beschilderde schuttingen in de loop der tijd ondergaan – iets nieuws ontstaat, dat de kunstenaar bij aanvang van het creatieproces onmogelijk kon voorzien.

Zo ontstaat een boeiende wisselwerking tussen de ‘schuttingschilderijen’ in de Oostendse binnenstad (enkele onderdelen van schuttingen zijn uit het straatbeeld gehaald en in de ‘white cube’ van de galerie geplaatst) en de landschappen die in de galerie te zien zijn. Dit brengt een dynamiek op gang tussen buiten en binnen, tussen spontane, grootschalige, publieke werken en intieme, vluchtige creaties. De Amerikaanse Land Art-kunstenaar Robert Smithson sprak in dit verband over de relatie tussen de ‘site’ (buiten) en de ‘non-site’ (binnen).

In beide kunstvormen tracht Frederik Lizen de vergankelijkheid van een moment en de essentie van een ervaring in zijn werk te integreren, maar hun respectievelijke ontstaanscontexten en impact zijn heel verschillend. De schilderingen in de straat hebben een sterk publieke, maatschappelijke dimensie, ze interageren actief met de bewoners en bezoekers van een stad. Ze kunnen sociaal commentaar leveren, lokale geschiedenis weerspiegelen of (zelfs tijdens het maakproces) een gemeenschapsgevoel versterken. Een cruciaal aspect is dat ze onderhevig zijn aan, of gebruik maken van, vergankelijkheid en verandering. De tekeningen trachten deze vluchtigheid en veranderlijkheid uit te beelden. De focus ligt hier op de (atmo)sfeer in een groene omgeving. Ze bieden een intiemere ervaring, zowel voor de kunstenaar tijdens het creatieproces als voor de toeschouwer.

Deze bijzondere aandacht voor het vluchtige en de intensiteit van een moment kan aan landschapskunst of kalligrafie uit het Verre Oosten doen denken. Binnen de Europese kunstgeschiedenis is het in landschappen of genretaferelen uit de Nederlanden dat het momentane voor het eerst dermate betekenisvol is, dat het zichtbaar wordt in schilderijen: van Bruegel de Oude en Brouwer tot Van Goyen, Vermeer of Hals. Later wordt dit opgepikt door Chardin, door Engelse landschapsschilders – Gainsborough, Constable, Turner – om uiteindelijk te culmineren in de analyses van het impressionisme en de syntheses van het post-impressionisme. Het is opmerkelijk om mee te maken hoe een kunstenaar als Frederik Lizen, vanuit een heel specifieke, hedendaagse artistieke praxis en dynamiek, aansluiting vindt bij die schilderkunstige traditie.

Frank Maes

bottom of page